Ik was te laat. De kustlijn van het Aralmeer was inmiddels al zo ver teruggetrokken dat ik er niet meer naartoe kon. Ik zou bijna een week door de woestijn moeten rijden, langs drooggevallen vissersboten, om het water te bereiken. Zo veel tijd had ik niet meer. Ik moest me erbij neerleggen dat ik mijn verblijf in Oezbekistan zou afsluiten, zonder het water van het Aralmeer aangeraakt of zelfs maar gezien te hebben.
Dat was vooral pijnlijk omdat ik wist dat het zeer waarschijnlijk mijn laatste kans was. Op dat moment, we hebben het over 2002, leek de toekomst van het Aralmeer kansloos. De binnenzee, ooit de op drie na de grootste ter wereld, was in 40 jaar tijd geminimaliseerd. Het water was inmiddels zo zout en vervuild dat er geen vis meer leefde en omwonenden ziek werden. Oude vissersdorpjes lagen opeens midden in de woestijn.
Tijdens mijn afstudeeronderzoek zocht ik in Oezbekistan naar oplossingen voor het Aralmeer. De kern van het probleem was dat de twee rivieren die het Aralmeer van water moesten voorzien, al droog vielen ver voordat ze het meer hadden bereikt. Het rivierwater werd bovenstrooms volledig opgebruikt, vooral voor irrigatie van katoenvelden middenin de woestijn. Waar het grondwater ooit op 50 tot 60 meter diepte zat, lagen nu drassige akkers waar de plantjes verzopen en benedenstrooms kreeg het Aralmeer niets meer.
Tijdens mijn verblijf in de hoofdstad Tasjkent merkte ik weinig van de watersnood aan de andere kant van het land. Hier stroomde de rivier nog welig en spuwden fonteinen metershoge waterstralen de lucht in. Winkeliers gooiden voortdurend emmertjes water op hun stoep voor wat verkoeling aangezien het meer dan 40 C was. Maar in de auto over het platteland zag ik overal irrigatiebuizen, maar stuk voor stuk zo lek als een mandje. Aan alle kanten spoot het water eruit of waren de buizen überhaupt niet meer op elkaar aangesloten.
Triest werd ik ervan. Daar zat ik maandenlang aan computermodellen te sleutelen om precies uit te rekenen hoeveel water je kon besparen, maar in de praktijk bleek het geen technisch probleem. Hier was sprake van een mentaliteitsprobleem. De bevolking en vooral de politici in Centraal Azië moesten heel snel leren inzien dat schoon water iets zeer schaars is. Maar water was in deze voormalige Sovjetrepublieken nog altijd gratis voor iedereen.
Blij werd ik bij het lezen van het nieuws dat het Aralmeer mogelijk toch nog volledig kan herstellen, in theorie dan. Het blijft namelijk een politiek probleem. De internationale gemeenschap bekostigt al jaren allerlei onderzoeken en reddingsacties. Een van die acties lijkt te helpen. In Kazachstan is het Noordelijke Aralmeer met een dam afgesloten van de rest, en daar is de waterspiegel weer aan het stijgen. Het zoutgehalte is gedaald en de vis is teruggekeerd. Er is weer hoop. Nu het veel grotere Zuidelijke Aralmeer nog.
Dit voorwoord is gepubliceerd in New Scientist, editie juli 2014.
